Filosofisch Realisme
Kunstwerk in Woord en Beeld 17
We zien hem in zichzelf mijmerend zitten onder een rots. Hij had daar schaduw gezocht voor de door de zon verhitte vlakte. En terwijl hij de dag laat passeren vragen we hem wat hij daar doet. Hij stopt met het vinden van woorden, kijkt ons met doordringende ogen strak aan en zegt;
'Lees mijn gezicht. Het is zonder woorden geschreven en bestaat uit twee delen. Kies het juiste deel en ik zal je zonder twijfel laten zien wie ik ben. Zo niet, dan lijk ik te zijn wie je denkt dat ik ben. Niet dat dit erg is, welnee, waarschijnlijk is het op deze manier zelfs beter, maar dan zal ik zijn als een soort geest in de mist, die je wel voelt maar niet echt waarneemt. Een ware schijnwerkelijkheid die zich recht voor je ogen afspeelt.'
We kijken elkaar verdwaasd aan. Deze zinnen bevatten teveel aan kennis om direct tot ons door te dringen. 'Kunt u het wat langzamer herhalen,' vraag ik hem. Maar alsof mijn woorden ongesproken in de hete middaglucht verdwijnen, ratelt hij zijn monoloog in onze gezichten.
'Nu lees ik zelf twee gezichten. Zonder woorden natuurlijk, want ik begrijp wat ik weet. Ik zit, observeer en wacht. Onzichtbaar denk ik na over wat ik zie en ik moet tot de conclusie komen dat ik ook hier een schijnwerkelijkheid waarneem. Alleen dit is een andere dan waar ikzelf bekend mee ben.'
'Wat, wij een schijnwerkelijkheid? Wat bedoelt hij nu? En net als we onze weg verder willen vervolgen, zegt hij;
'Ik kom erachter dat de geestesgesteldheid van ïïn van jullie is zoals het hoofddeksel dat hij draagt. De juiste observatie toont dat aan. De ander probeert bewust zijn eigen ik minder duidelijk naar buiten toe uit te dragen, alsof hij de kennis van het lezen bezit.'
Nu staan we echt perplex. Is hij te ver gegaan? Hoe dan ook, we glimlachen met een grimas, pakken onze spullen en laten deze wat ons betreft verdwaasde man achter.
Ik droom nog wel eens van deze ontmoeting en zie onze gezichten voor me. De informatie die hij in mijn hersenen heeft achtergelaten laat ik dan rondgaan.
Ik heb nog steeds geen flauw idee van wat hij nu werkelijk bedoeld heeft.
Jan G. Marque ©